Vooral heel en gelukkig blijven!

Vooral heel en gelukkig blijven!
 

Anouk Vetter gaat als medaillekandidaat naar de Spelen in Parijs. De meerkampster uit Arnhem weet al wat het is om olympisch succes te hebben, want ze pakte zilver in Tokio. Toch is de reis naar Parijs allesbehalve makkelijk gegaan. Een openhartig gesprek.

“Ik moet vooral heel en gelukkig blijven”, vertelde Vetter vlak nadat ze in het Oostenrijkse Götzis het Nederlands record had verbeterd. Opmerkelijk. Geen aanstekelijke jubelstemming of bijna overdreven euforie die we de laatste tijd gewend zijn van de Nederlandse atletiekploeg.


Heel blijven is natuurlijk geen vreemde wens voor een meerkampster. De heptathlon, zoals de zevenkamp internationaal wordt genoemd, is uiterst blessuregevoelig. Bij de zeven onderdelen worden de verschillende spiergroepen vaak overbelast. Daarom is Vetter heel voorzichtig, ze doet nauwelijks mee aan wedstrijden.

 

Anouk volgt met haar ogen een theezakje dat langzaam op en neer dans in een groot glas heet water. Ze is net terug van een rustige training in de bossen rond Papendal. Lekker joggen door de natuur, dat doet Vetter graag. “Het liefste wanneer ochtenddauw nog aan de dennenbomen kleeft. De Veluwse bossen aan de rand van Arnhem zijn prachtig!”

 

Haar tas is gepakt, ze neemt straks de trein naar Amsterdam. Haar geboortestad, ze zou het liefste daar samenwonen met haar vriend, maar zoals bijna al onze topsporters woont ze dichtbij Papendal. Nog even een keer goed kroelen voordat ze naar Parijs afreist. Ze is al een paar jaar verliefd op Niek van Venrooij, zelf een professioneel roeier, en oprichter van Fyziek. Hij richt zich op personal training en public speaking. Exact wat Anouk nodig had, nadat ze besloot haar zevenkamp bij de WK 2019 in Doha na zes onderdelen vroegtijdig te staken.

‘Vooral gelukkig blijven!’ Die opmerking komt binnen en blijft toch even hangen. In onze reeks, waar we olympische sporters vragen om iets te vertellen, komt worsteling vaak aan de orde. Topsport blijkt lang niet altijd een pretje, zeker niet louter rozenkleur en maneschijn. Blessureleed, onzekerheid en vooral altijd moeten presteren drukt zwaar op het leven van veel sporters.

 

Zowel judoka Jelle Snippe als topzwemster Tes Schouten vertelden ons eerder vaak te hebben getwijfeld, regelmatig per direct te willen stoppen met het lichaam verder uit te putten in de jacht op een olympische medaille. Op de meest eenzame momenten zich te willen verstoppen om zo nooit meer aan een wedstrijd mee te hoeven doen.

 

“Als ik niet allergisch was geweest, dan had ik een kat gehad. Zo’n dikke rode, een echte Garfield”, mijmert Anouk mysterieus terwijl ze een slokje neemt van haar hete water. Alsof ze een paar secondes zich samen met het theezakje in een droomvlucht waande. Het gaat nu overigens erg goed met haar, ze is gezond en in topvorm. En meest belangrijk: ze heeft heel veel zin in de Olympische Spelen die voor haar op 8 augustus begint. Hoe anders was dat een paar jaar geleden?

Kerst 2020. “Ik heb mij nog nooit zo ongelukkig gevoeld en meer geschaamd dan toen.” Anouk weet het nog goed. “Naar foto’s van m’n meerkamp op dat WK in Doha (red. 2019) kan ik nog steeds niet kijken. Ik schrik van die enge, lege blik in mijn ogen. Soms denk ik: waarom heb ik het me zo moeilijk gemaakt? Hoe kon mij zoiets nou overkomen?”

 

Ook buiten de baan was Vetter niet gelukkig. “Ik vond mezelf geen leuk persoon meer, was snel geïrriteerd en zag van alles en iedereen de negatieve kanten. Ik kon ook niet ontspannen. Rustig een keer op de bank een film kijken, dat ging niet. Er zat zoveel stress en spanning in mijn hele lijf. Niet normaal.”

Mensen om haar heen hadden het niet in de gaten. “Ik kan prima de schijn ophouden, voordoen dat het goed met me gaat. Mensen kennen me als een blije, vrolijke meid. Die act kon ik heel lang volhouden, ook op trainingen.” Had ze toen maar een Garfield gehad om eerlijk tegen te zijn. Dan had ze misschien eerder aan de bel getrokken.

 

Eeuwige twijfels waren de boosdoener. Allemaal zinloze vragen hielden haar bezig. “De akeligste vraag was ‘ben ik geen eendagsvlieg?’ Mijn carrière voelde ook vaak als geslaagd, maar dat gevoel was altijd van korte duur. Hoe ging ik zoiets in hemelsnaam nog een keer presteren? Sommige mensen krijgen zelfvertrouwen van een goede prestatie. Ik werd er juist heel onzeker van.”

 

Twijfels deelde ze met haar vader Ronald, die ook al jaren haar coach is. Maar op de trainingen ging het juist heel goed. Record na record werd verbroken. “Ik vind trainen veel leuker dan wedstrijden, dan ben ik vrij en ontspannen. Mijn vader zei dan ‘Zie je nou echt niet hoe goed je bent?’ Hij filmde mijn trainingen zelfs om tot mij door te dringen. Op dat moment maakte ik me juist nog meer zorgen. Ik wilde het zo graag geloven, het beseffen, maar dat lukte niet.”

Vetter werd niet geloofd. Op Papendal snapte sowieso niemand er iets van. “Ze was toch altijd vrolijk en fysiek in order?” Al heeft ze de depressie definitief achter zich gelaten, er volgt toch een diepe zucht: “Ik voelde me onbegrepen, dus ik praatte er niet over. Ik schaamde me, wilde niet tot last zijn. Thuis wilde ik sowieso niet meer over atletiek praten. Als mijn vader, moeder of zus erover begonnen, veranderde ik snel van onderwerp. Ik wilde niet laten zien dat het niet goed met me ging, speelde de leuke Anouk.”

 

Op het WK in Doha ging het echt mis. Lelijk mis zelfs. “Bij aankomst voelde het al niet goed. Het was sowieso een raar WK. Dat vonden andere atleten ook.” Bij de wereldkampioenschappen twee jaar eerder zaten er tijdens de ochtendsessie al zestigduizend mensen in het stadion. “In Doha was het leeg. En het hotel was enorm, had 33 verdiepingen, het was oud en grauw. Sommige Nederlandse atleten zaten zelfs in andere torens, dus die zagen we nauwelijks.” Anouk kijkt vies en afkeurend. “Het hele toernooi was sfeerloos.”

Vetter hoorde bij de kanshebbers op WK-goud. Op het eerste onderdeel, de 100 meter horden, liep ze een prima tijd. “Ja, de start was niet eens zo slecht, maar ik raakte vijf horden. Dat overkwam me nooit. De eerste frustratie. Toen hoogspringen. Dat onderdeel ligt me sowieso niet. Het werd dan ook één grote struggle. Na twee onderdelen was ik al helemaal leeg.”

 

’s Avonds op haar lelijke hotelkamer stortte Anouk helemaal in. “Ik zei hardop tegen mezelf: wat doe ik hier? Ik ben diep ongelukkig! Voor wie doe ik dit eigenlijk? Niet voor mezelf. Ik heb anderhalf uur keihard gehuild. Ronald was toen heel lief en zei: ‘Ik weet dat ik je coach ben, maar nu ben ik je vader. Ik wil dat je gelukkig bent en ben trots op je.’ Vooral dat laatste was fijn om te horen.”

 

De volgende ochtend dacht Vetter nog: “Als het verspringen heel goed gaat, krijg ik misschien een boost en kan ik de dag goed afmaken, maar iedereen zag dat ik er helemaal doorheen zat. Voor het speerwerpen, mijn beste onderdeel, riep mijn vader ‘kom op, doe het voor je familie’. Nou, die opmerking viel helemaal verkeerd. Moest ik het weer voor iemand anders doen. Weer huilen, het was vreselijk. Ik stapte uit het toernooi en verliet in tranen het stadion.”

Anouk wilde het liefste helemaal met atletiek stoppen. Haar vader begreep dat wel. Haar moeder, zelf in de jaren 80 twee maal nationaal kampioen speerwerpen, was lief, maar zei vaak net de verkeerde dingen. ‘Zet nog even door tot Tokio’. Het was natuurlijk ook gek om zo vlak voor de Olympische Spelen te stoppen.

 

Vetter nam rust. Echt rust. “Na het vreselijke WK in Doha nam ik helemaal afstand van atletiek en besloot om alleen op vakantie te gaan. Ik wilde leren surfen in Sri Lanka, lag iedere dag in het water en hield een dagboek bij. Ik schreef op wat ik dacht en voelde, waar ik in het leven gelukkig van werd. Soms was dat heel emotioneel.”

Na de eerste week op Sri Lanka wist ze het eigenlijk al. “Ik hou van bewegen, van trainen, van diep gaan. Zelfs in de shittijd wist ik dat ik nog gelukkig kon worden van atletiek. De beslissing kwam echt uit mijn hart. Eigenlijk heel gek hoe snel alles op zijn plek viel.” In Tokio veroverde Anouk zilver. Al voelt ze soms nog steeds de pijn van toen, die periode, het diepe dal, heeft haar ook ontwikkeld en zeker mentaal weerbaarder gemaakt.

 

Ze kiest nu helemaal haar eigen programma, weet exact hoe zich voor te breiden op belangrijke wedstrijden. En weet ook hoe het beste te trainen. Vetter kan als geen ander diep gaan, op alle zeven onderdelen de pijngrens meer dan eens opzoeken. Ze vindt het weer lekker!

Estafette loopster Tasa Jiya vroeg juist naar haar zwakste onderdeel van de zeven. Of er tijdens een toernooi onzekerheden in kunnen sluipen. “Nou, aan onzekerheid dus geen gebrek”, lacht Anouk, “het hoogspringen is mijn zwakste onderdeel, altijd geweest en zal altijd zo zijn, maar als je vraagt naar onzekerheid is de 100 meter horden minder goed te voorspellen.”

 

Een goede start van de Zevenkamp is natuurlijk belangrijk, dus het is fijn als dat onderdeel zonder twijfels wordt afgewerkt. Hoe ze over de hekjes springt zegt vaak iets over de vorm die dag. “Hoe kom ik uit met de passen? Dat is wat me vooral bezighoudt. Bij horde een kom ik vaak niet uit, zit ik er te dicht op. Na horde zeven zak ik soms te veel door mijn hoeven. Dan gooi ik de laatste hordes allemaal om. Hordenlopen luistert nauw is vaak een beetje strubbelen.”

De vraag aan Femke Bol, de volgend in onze reeks, is voor Anouk simpel. “Hoe denk je wereldrecordhoudster Sydney Mclaughlin te kunnen verslaan?” Vetter is ervan overtuigd dat Femke een plan heeft. Daarom. “Mag ik een tweede vraag stellen?” Anouk pakt haar sleutels van de keukentafel. “Zal Femke ook tevreden zijn met een zilveren medaille?” En dan: “Loop je mee naar het station?” Allesbehalve een lege blik.

Gepubliceerd op 22/07/2024
Aangepast op 25/07/2024
Auteur: Rob Lenting